Dit is een bijlage die opent in hetzelfde venster 'Wob-verzoek inzake geheimhoudingsprocedure en geheime documenten'.






Ministerie van Binnenlandse Zaken en 
Koninkrijksrelaties 
DGBW 
Aan de geme enteraden, de colleges van  burgemeester en 
Directie Bestuur en Financiën 
wethouders en de burgemeesters 
Afdeling Inrichting openbaar 
bestuur 
Turfmarkt 147 
Den Haag 
Postbus 20011 
2500EA  Den Haag 
www.rijksoverheid, ni 
Contactgegevens 
Cl reu aire 
xxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxx.xx 
Datum 
29 april  2016 
Kenmerk 
2016-0000249379 
Onderwerp 
Wettelijke regeling inzake geheimhouding 
Doelstelling 
Verhelderen wettelijke regeling 
Juridische grondslag 
Artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet 
Relaties met andere circulaires 
Niet van toepassing 
Ingangsdatum 
Onmiddellijk 
Geldig tot 
Onbepaalde tijd 
1. 
Inleiding 
Over  de  wettelijke  regeling  inzake  geheirnhouding  van  informatie  blijkt  in  de 
gemeentelijke  praktijk  onduidelijkheid  te  bestaan.  Zo  zijn  er  vragen  over  welk 
orgaan  de  verplichting  tot  geheimhouding  kan  opleggen,  tot  wie  de  verplichting 
tot  geheimhouding  zich  uitstrekt,  tot  wanneer  deze  geheimhoudingsplicht 
voortduurt  en  hoe  deze  geheimhoudingsplicht  zich  verhoudt  tot  de  Wet 
openbaarheid van bestuur en  het Wetboek van Strafrecht.^ Om d ie reden  doe ik u 
hierbij,  na  overleg  met  de  VNG,  deze  circulaire  toekomen  over  de  wettelijke 
regeling  betreffende  geheimhouding. In paragraaf  2  wordt  de  wettelijke  regeling 
geschetst.  In  paragraaf  3  wordt  ingegaan  op  specifieke  vragen  die  in  de 
bestuurlijke  praktijk  blijken  te  leven.  Tot  slot  worden  in  paragraaf  4  enkele 
aanbevelingen gedaan. 
Tenzij anders vermeld betreffen de artikelverwijzingen verwijzingen naar artikelen 
van de Gemeentewet. 
^  Zie bijvoorbeeld ABRvS 14 augustus 2013, ECLI:NL;RVS:2013:705, Gst. 2014/lOOABRvS 
en ABRvS 21 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2014;1809, Gst. 2014/101 en naar aanleiding van 
deze uitspraken een artikel van S.A.J. Munneke in Gst. 2014/98. 
Pagina 1 van 8 


Datum 
2. 
Achtergrond en hoofdlijnen van de regeling 
29 april  2016 
Kenmerk 
Voor  hét  college  van  burgemeester  en  wethouders  (hierna:  het  college)  bestaat  2016-0000249379 
de  verplichting  de  raad  alle  inlichtingen  te  verschaffen  die  de  raad  voor  de 
uitoefening  van  zijn  taak  nodig  heeft  (artikel  169,  tweede  lid).  Dezelfde 
verplichting  geldt  voor  de  burgemeester  ten  aanzien  van  de  taken  die  hij  als 
eenhoofdig  bestuursorgaan  uitvoert  (artikel  180,  tweede  lid).  Dit  is  de  actieve 
informatieplicht.  Daarnaast  geldt  er  een  passieve  informatieplicht,  hetgeen. 
inhoudt  dat  het  college  respectievelijk  de  burgemeester  de  door  een  of  meer 
leden van de raad gevraagde inlichtingen verstrekt tenzij het verstrekken ervan in 
strijd is met het openbaar belang  (artikel 169, derde lid  en artikel 180, derde lid). 
Dit heeft de raad nodig bij het uitoefenen van zijn controlerende taak. 
Daarbij  zullen  zich  in  de  gemeentelijke  praktijk  echter  ook  zaken  voordoen 
waarvan het  wenselijk is  dat deze achter gesloten deuren behandeld worden. Een 
noodzakelijk complement daarvan is de mogelijkheid om ten aanzien van hetgeen 
in beslotenheid is behandeld  en ten aanzien van stukken die ten behoeve  daarvan 
worden overgelegd, ook geheimhouding op te kunnen  leggen. Die regeling inzake 
geheimhouding  heeft  zijn  beslag  gekregen  in  de  artikelen  25,  55  en  86.^  De 
mogelijkheid  tot  het  opleggen  van  geheimhouding  is  wel  begrensd: 
geheimhouding  kan  alleen  worden  opgelegd  op  grond  van  een  belang  dat  is 
genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. 
De  verplichting  tot  geheimhouding  kan  door  een  bestuursorgaan  uit  eigen 
beweging  worden  opgelegd,  maar  kan  ook  door  het  ene  bestuursorgaan  aan  het 
andere  bestuursorgaan  worden  opgelegd  bij  het  delen  van  de  betreffende 
informatie; daarop wordt hieronder nader ingegaan. 
2.1 
Geheimhouding opgeiegd uit eigen beweging 
De  raad  kan  in  een  besloten  raadsvergadering  geheimhouding  opleggen  op  alle 
informatie die  daar  behandeld  wordt  en  ook  op  stukken  die  aan  de  raad  worden 
overgelegd.  De  geheimhouding  wordt  door  allen  die  van  deze  informatie  kennis 
dragen  in  acht  genomen,  totdat  de  raad  de  geheimhouding  weer  opheft.  Dit  is 
bepaald in artikel 25, eerste lid. 
Het  college  kan  in  een  besloten  collegevergadering  geheimhouding  opleggen  op 
alle  informatie  die  daar  behandeld  wordt  en  op  stukken  die  aan  het  college 
worden  overgelegd.  De  geheimhouding  wordt  door  allen  die  van  deze in formatie 
kennis  dragen  in  acht  genomen,  totdat  het  college  de  geheimhouding  weer 
opheft. Dit is bepaald in artikel 55, eerste lid. 
Een  commissie  kan  in  een  besloten  commissievergadering  geheimhouding 
opleggen  op  alle  informatie  die  daar  behandeld  wordt  en  op  stukken  die  aan  de 
commissie  worden  overgelegd.  De  geheimhouding  wordt  door  allen  die  van  deze 
informatie  kennis  dragen  in  acht  genomen,  totdat  de  commissie  de 
geheimhouding weer opheft. Dit is bepaald in artikel 86, eerste lid. De commissies 
waar  artikel  86  op  doelt  zijn  raadscommissies  (artikel  82),  bestuurscommissies 
(artikel  83)  en  andere  commissies  (artikel  84).^  In het  geval  de  commissie  een 
^ Kamerstukken II, 1985/86, 19 403, nr. 3, p. 83, p. 96 en p. 110. 
^  Kamerstukken II, 2000/01, 27 751, nr. 7, p. 4 en p. 8. Opgemerkt zij voorts dat een 
vertrouwenscommissie een geheei eigen regeling inzake geheimhouding kent; deze vloeit 
rechtstreeks voort uit artikel 61c en de daarbij opgelegde verplichting tot geheimhouding 
kan niet worden opgeheven. 
Pagina 2 van  8 


raadscommissie  of  een  bestuurscommissie  betreft,  is  het  voigende  nog  van  ^Hprii 2016 
beiang:  Wanneer  de  raad  een  raadscommissie  instelt,  dient  daarbij  geregeid  te  kenmerk 
worden  op  welke  wijze  de  ieden  van  de  raad  inzage  hebben  in stukken  waaraan  2016-0000249379 
door  de  raadscommissie  uit  eigen  beweging  geheimhouding  is  opgeiegd  (artikei 
82,  eerste  lid).  Heeft  de  raad,  het  college  of  de  burgemeester  een 
bestuurscommissie ingesteld, dan dient daarbij geregeid te worden op  welke wijze 
hij  inzage  heeft  ih  stukken  waaraan  door  de  bestuurscommissie  uit  eigen 
beweging  geheimhouding is opgelegd  (artikel 83, eerste  lid). NB:  De v erplichting 
tot het regelen van inzage op  grond van artikei 82, eerste lid en  artikei 83, eerste 
lid,  ziet  niet  op  de  vraag  of  inzage  wordt  verleend,  maar  op  de  vraag  hoe  dit 
praktisch  vorm krijgt, inzage kan  slechts  worden geweigerd  voor zover de inzage 
in strijd is met het Openbaar belang. 
2.2 
Geheimhouding opgeiegd door een ander bestuursorgaan 
Hiervoor  is  geschetst  dat  het  orgaan  dat  de  verplichting  tot  geheimhouding 
oplegt, ais enige  bevoegd is  deze verplichting weer op t e heffen. Dat orgaan heeft 
dus  de  zeggenschap  over  de  geheimhouding.  Dit  uitgangspunt  geldt  in  beginsel 
ook  in  het  geval  informatie  met  de  verplichting  tot  geheimhouding  door  het  ene 
bestuursorgaan  met  het  andere  bestuursorgaan  wordt  gedeeld.  Echter,  wordt  de 
informatie met de raad gedeeld, dan is  niet langer het orgaan  dat de ve rplichting 
tot  geheimhouding  oplegde,  bevoegd  te  bepalen  tot  wanneer  deze  voortduurt, 
maar  de  raad,  hetgeen  voortvloeit  uit  de  positie  van  de  raad  ais  hoogste 
bestuursorgaan van de gemeente.'' Daarbij geldt in het geval het om stukken gaat 
die  aan  de  raad  worden  overgelegd,  de  eis  dat  de  raad  een  besluit  tot 
bekrachtiging  van  de  geheimhouding  moet  nemen  wil  de  geheimhouding 
voortduren. 
Hieronder wordt per orgaan waaraan geheimhouding kan worden opgelegd, nader 
ingegaan op de geldende  regels ten aanzien van het  overleggen van stukken. De 
voigende organen kunnen  geheimhouding  ten aanzien van  stukken  opleggen  aan 
elkaar: 
•  Aan  de  raad  kan  geheimhouding  ten  aanzien  van  stukken  worden  opgeiegd 
door het college, de burgemeester of een commissie. De geheim houding duurt 
voort totdat de  raad  - na b ekrachtiging - de g eheimhouding  opheft. Dit komt 
tot uitdrukking in artikei 25, tweede en derde lid en volgt ook uit het derde lid 
van de artikelen 55 en 86. 
•  Aan het coiiege kan geheimhouding ten aanzien van  stukken worden opgeiegd 
door de burgemeester of een  commissie. De geheimhouding duurt voort totdat 
de  burgemeester  resp.  de  commissie  de  geheimhouding  opheft.  Dit  komt  tot 
uitdrukking in artikei 55, tweede lid. 
•  Aan  een  commissie  kan  geheimhouding  ten  aanzien  van  stukken  worden 
opgelegd  door  het  college,  de  burgemeester  en  de  voorzitter  van  de 
commissie. De geheimhouding duurt voort totdat het college, de burgemeester 
resp.  de  voorzitter  van  de  commissie  de  geheimhouding  opheft.  Dit  komt  tot 
uitdrukking in artikel 86, tweede lid. 
Kamerstukken II, 1985/86, 19 403, nr. 3, p. 83. 
Pagina 3 van  8 


Datum 
Het opleggen van geheimhouding door het ene orgaan aan het  andere orgaan kan  29 april 2016 
echter ook vanuit het 'zendende' bestuursorgaan bezien worden,  waarbij uiteraard  Kenmerk 
ook de bovengeschetste regels inzake bekrachtiging en opheffing  geiden: 
2016-0000249379 
•  Door  het  college  kan  geheimhouding  worden  opgeiegd  aan  de  raad  en  een 
commissie. 
•  Door de burgemeester kan  geheimhouding  worden opgeiegd  aan de  raad, het 
college en een c ommissie. 
•  Door een commissie kan geheimhouding worden opgeiegd aan  de raad, en  aan 
het college. 
•  Door  de  voorzitter  van  een  commissie  kan  geheimhouding  worden  opgelegd 
aan een commissie. 
In een schema ziet  dit er als v olgt uit: 
Overleggen 
van 
stukken  aan 
een 
ander  orgaan  met 
...de raad 
...het college 
...een commissie 
verplichting 
tot 
geheimhouding 
Door  het  college,  aan  Door  het  college,  aan  Het  college,  aan  een 
de  raad:  op  grond  van  zichzelf:  op  grond  van  commissie:  op  grond 
Door het college aan...  artikel 25, tweede lid. 
artikel 55, eerste lid. 
van  artikel  86,  tweede 
lid. 
Door  een  commissie,  Door  een  commissie,  Door  een  commissie, 
Door een commissie 
aan  de  raad:  op  grond  aan  het  college:  op  aan  zichzelf:  op  grond 
aan... 
van  artikel  25,  tweede  grond  van  artikel  55,  van  artikel  86,  eerste 
lid. 
tweede lid. 
lid. 
Door de burgemeester,  Door de burgemeester,  Door  de  burgemeester, 
Door de burgemeester 
aan de raad:  op grond 
aan het college: op 
aan  een commissie:  op 
aan... 
van artikel 25, tweede 
grond van artikel 55, 
grond  van  artikel  86, 
lid. 
tweede lid. 
tweede iid. 
Bovenstaand  schema  heeft  betrekking  op  het  overieggen  van  stukken.  Wat 
schrijft de Gemeentewet  voor met betrekking  tot informatie die  mondeling in een 
besloten  vergadering  wordt  gedeeid?  Ook  in  die  situaties  heeft  de  raad  de 
zeggenschap  op  het  voortduren  van  de  verplichting  tot  geheimhouding  in  het 
gevai  het coilege of een commissie deze informatie met de raad  deeit (artikel 55, 
derde  lid,  respectieveiijk  artikei  86,  derde  iid).  Er  geidt  hier  geen 
bekrachtigingseis;  bekrachtiging is immers alleen vereist ten aanzien van  stukken 
(zie artikel 25, derde lid). 
Pagina 4 van 8 


Datum 
3. 
Specifieke vragen in de praktijk 
29 april  2016 
Kenmerk 
In  paragraaf  2  is  het  wettelijk  kader  geschetst.  Er  zijn  in  de  praktijk  echter  de 
2016-0000249379 
nodige specifieke vragen over de  regeling  inzake  geheimhouding. Het betreft met 
name vragen naar de grondslag van geheimhouding wanneer stukken aan de raad 
worden  overgelegd  (par.  3.1),  de  bekrachtiging  door  de  raad  (par.  3.2),  de 
verhouding tot de Wet openbaarheid van bestuur (par. 3.3)  en het  aan leden van 
de raad overleggen van stukken (par. 3.4). 
3.1 
Grondslag  van  de  geheimhouding  wanneer  stukken  aan  de  raad 
worden overgelegd 

In de  praktijk blijkt de  vraag te leven  wat  de  grondslag van de  geheimhouding is 
op  het  moment  dat  een  bestuursorgaan  geheimhouding  aan  de  raad  heeft 
opgelegd. De  grondslag  biedt artikel  25, tweede lid:  artikel  25, derde lid, spreekt 
bij het  aan  de  raad  onder  geheimhouding  overleggen  van  stukken  over op grond 
van  artikel 25,  tweede  lid opgelegde  geheimhouding.  Dit  wordt  ook  duidelijk  in 
jurisprudentie  van  de  Afdeling  bestuursrechtspraak  van  de  Raad  van  State.^  Wel 
zijn er in dit kader twee Youtes' denkbaar. De eerste route is dat er sprake is van 
een  stuk  waaraan  tijdens  een  besloten  collegevergadering  of  een  besloten 
commissievergadering geheimhouding is opgelegd  en het college of de commissie 
deze  stukken  onder  geheimhouding  met  de  raad  wil  delen.  In  dat  geval  is  eerst 
geheimhouding  opgelegd  op  grond  van  artikel  55,  eerste  lid,  voor  zover  het  het 
college  betreft  en  op  grond  van  artikel  86,  eerste  lid,  voor  zover  het  een 
commissie  betreft.  Vervolgens  wordt  aan  de  raad  geheimhouding  opgelegd  op 
grond  van  artikel  25,  tweede  lid.  De  tweede  denkbare  route  is  dat  door  het 
college,  de  burgemeester®  of  een  commissie  geheimhouding  wordt  opgelegd  op 
het moment dat zij het betreffende stuk aan de raad overleggen. 
In beide gevallen is er dus sprake van het opleggen van geheimhouding op grond 
van artikel 25, tweede lid, omdat er sprake is van het aan de raad overleggen van 
stukken.  Ook  geldt  in  beide  gevallen  vanaf  dat  moment  de  verplichting  tot 
geheimhouding  totdat  de  raad  deze  verplichting  opheft;  dat  is  in  paragraaf  2.2 
reeds aan de orde gekomen, evenals de eis van bekrachtiging. 
3.2 
Bekrachtiging door de raad 
Artikel  25, derde  Nd,  bepaalt  dat indien  stukken  aan  de  raad  worden overgelegd, 
de  raad  deze  in  de  eerstvolgende  vergadering,  waarin  blijkens  de  presentielijst 
ten  minste  de  helft  van  de  zitting  hebbende  leden  aanwezig  is,  de  opgelegde 
geheimhouding  door  middel  van  een  expliciet  besluit  dient  te bekrachtigen.  Doet 
de raad  dit niet  (omdat  hij  geen  geheimhouding  wenst)  of vergeet  de  raad  dit te 
doen, dan is de geheimhouding vanaf dat rnoment opgeheven. 
Daarbij rijst de vraag of het per abuis niet bekrachtigen door de raad te repareren 
is. Volgens vaste jurisprudentie brengt artikel 25, derde lid, mee dat de opgelegde 
geheimhouding  van  rechtswege  vervalt  als  deze  niet  in  de  eerst  volgende 
^ Zie de reeds eerder aangehaalde uitsp raak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de 
Raad van State van 14  augustus 2013; "Reeds omdat het gaat om aan de raad over te 
leggen stukken Is artikel 55  van de Gemeentewet Immers niet van toepassing." 
®  Voor de burgemeester  Is dit overigens de enig denkbare route, hij doet dit dan Immers als 
eenhoofdig orgaan en  heeft als zodanig geen f ormele besloten vergaderingen In de zin van 
de Gemeentewet zoals de raa d, het college en een commissie d at wel kunnen hebben. 
Pagina 5 van 8 


Datum 
raadsvergadering  is  bekrachtigd  en  niet  door  een  later  besluit  kan  worden  29 april 2016 
gerepareerd.  Het  is  dus  buitengewoon  belangrijk  dat  alle  betrokkenen  (de  raad,  Kenmerk 
de  griffier  en  de  burgemeester  als v oorzitter)  er  op  toezien  dat  de  bekrachtiging  2016-0000249379 
op het juiste moment plaatsvindt. 
Indien  desondanks  bekrachtiging  - om  welke  reden  dan  ook  - niet  plaatsvindt, 
terwijl  de  raad  dit  feitelijk  wel  had  beoogd,  kan  de  raad  overwegen  gebruik  te 
maken  van  de  bevoegdheid  van  artikel  25,  eerste  lid,  tot  het  opleggen  van 
geheimhouding, mits aan alle  vereisten van deze bepaling  wordt voldaan. Een op 
basis  van  artikel  25,  eerste  lid,  opgelegde  verplichting  tot  geheimhouding  geldt 
voorts uiteraard vanaf het  moment dat het raadsbesluit is genomen, en niet met 
terugwerkende kracht. 
3,3 
De verhouding met de Wet openbaarheid van bestuur 
Een andere vr aag die in de praktijk leeft, is hoe  de geheimhoudingsregeling in de 
Gemeentewet  zich  verhoudt  tot  de  Wet  openbaarheid  van  bestuur  (hierna:  de 
Wob).  Die  wet  kent  twee  vormen  van  openbaarmaking:  passief,  wat  wil  zeggen 
dat  er  door  een  derde  een ve rzoek tot  openbaarmaking  van  bepaalde  informatie 
wordt  gedaan,  en  actief,  wat  wil  zeggen  dat  het  bestuursorgaan  zelf  de 
betreffende 
informatie 
openbaar 
maakt. 
Op 
de 
vraag 
hoe 
de 
geheimhoudingsregeling  in  de  Gemeentewet  zich  verhoudt  tot  die  beide  vormen 
van openbaarmaking, wordt hieronder ingegaan. 
Het  kan  in  de  gemeentelijke  praktijk  voorkomen  dat  er  een  verzoek  tot 
openbaarmaking  van  informatie  wordt  gedaan  terwijl op  die  informatie  op  grond 
van de Gemeentewet de verplichting tot geheimhouding rust. Op  grond van vaste 
jurisprudentie  dient  het  bestuursorgaan  dat  het  verzoek  heeft  ontvangen  en  op 
basis van de  Wob bevoegd is op  het verzoek te beslissen, het verzoek af te wijzen 
vanwege deze verplichting tot geheimhouding. Voor  zover het bestuursorgaan het 
Wob-verzoek  opvat  als  een  verzoek  tot  het  opheffen  van  die  geheimhouding, 
dient de gemeentewettelijke weg bewandeld te worden om die geheimhouding op 
te  heffen,  zoals  onderscheiden  in  paragraaf  2.1  (geheimhouding  opgelegd  uit 
eigen  beweging)  en  paragraaf  2.2  (geheimhouding  opgelegd  door  een  ander 
bestuursorgaan)  van  deze  circulaire.  Daarna  is  het  aan  het  orgaan  aan  wie  het 
Wob-verzoek is gericht om een besluit op het verzoek te nemen. 
Ook kan het in de gemeentelijke praktijk voorkomen dat de raad  van het college, 
een  commissie  of  de  burgemeester  stukken  onder  de  verplichting  tot 
geheimhouding  overgelegd  krijgt,  maar  de  betreffende  stukken  in  de 
openbaarheid wil behandelen. De vraag  is dan aan  de orde op  welk moment en op 
welke wijze daartoe kan worden gekomen. 
Een denkbare  situatie is  dat  de  raad  de  verplichting tot geheimhouding  reeds bij 
het overgelegd  krijgen van  de s tukken  niet  bekrachtigt,  waarmee  de v erplichting 
tot geheimhouding vervalt (artikel 25, derde lid). Een andere  denkbare situatie is 
dat de raad  na de  verplichting tot geheimhouding bekrachtigd te hebben, deze op 
een later moment opheft (artikel 25, vierde lid). 
In beide  gevallen  is de  verplichting tot geheimhouding  komen te vervallen, maar 
daarmee is de informatie echter nog niet voor een ieder openbaar in de zin van  de 
Wob. Er di ent te worden nagegaan of er op grond van artikel 10 of 11 van de Wob 
redenen  zijn  om  bepaalde  delen  van  de  informatie  niet  voor  een  breed  publiek 
toegankelijk te maken.  Zo d ient rekening gehouden te worden met  belangen van 
Pagina 6 van 8 


derden (bijvoorbeeld bedrijfsmatige gegevens), die geschaad kunnen worden  door  Datum 
29 april  2016 
het bij een breed publiek bekend maken van de  betreffende informatie, maar ook  Kenmerk 
persoonlijke  beleidsopvattingen  van  ambtenaren  die  bedoeld  zijn  voor  intern  2016-0000249379 
beraad.  Niet  altijd  hoeft  alles  wat  in  de  betreffende  stukken  staat  vermeld,  voor 
een bre ed  publiek  toegankelijk  te zijn om  toch  de  gewenste  politieke  bespreking 
over  het  desbetreffende  onderwerp  te  kunnen  hebben.  Raad  en college  zullen in 
een dergelijke situatie  onderling in  overleg moeten treden hoe deze si tuatie moet 
worden opgelost. 
3.4 
Stukken die aan leden van de raad worden overgelegd 
Ging  het  in  de  vragen hierboven  over  de  situatie  dat  het  college,  een commissie 
of  de b urgemeester geheimhouding  aan de  raad  oplegt,  op g rond van  artikel 25, 
tweede lid, is het ook mogelijk om stukken niet aan de  raad als  orgaan maar aan 
leden van de raad  te overleggen. Dat is nader uitgewerkt in artikel 25, vierde lid. 
Welke regels  gelden  dan? Allere erst:  er geldt in dit geval  geen bekrachtlgingseis. 
Die  geldt  immers  alleen  als  stukken  aan  de  raad  als  geheel  (dus  als  orgaan) 
worden  overgelegd.  Met betrekking  tot de  duur  van  de  geheimhouding  geldt ook 
hier  de  regel  dat  het  orgaan  dat  de  verplichting  tot geheimhouding  oplegde,  als 
enige  bevoegd  is de  geheimhouding  op t e heffen. Tenzij  diezelfde informatie aan 
de  raad  als  geheel  wordt  overgelegd,  zoals  hierboven  eerder  aan  de  orde  is 
gekomen. 
Over  het  aan  leden  van  de  raad  overleggen  van  stukken  moet  nog  het  volgende 
worden  opgemerkt:  in  beginsel  geldt  dat  (alle)  raadsleden  een  gelijke 
informatiepositie  behoren  te  hebben.  De  mogelijkheid  om  geheimhouding  aan 
individuele  raadsleden  op  te  leggen,  kan  niet  zo  verstaan  worden  dat  alle 
raadsleden  individueel  worden  geïnformeerd,  waardoor  het  vereiste  van 
bekrachtiging  ontweken  wordt.  Alle  leden  van  de  raad  individueel  informeren 
betekent  -  de  facto  -  dat  de  stukken  aan  de  raad  als  geheel  (dus  als  orgaan) 
worden verstrekt. Dan dient de geheimhouding dus bekrachtigd te worden. 
De  mogelijkheid  om  leden  van  de  raad  informatie  te  verschaffen  moet  gelezen 
worden  als:  enkele  leden  van  de  raad,  en  is  slechts  een  uitzondering  op  de 
hoofdregel dat (alle) raadsleden een gelijke informatiepositie behoren te hebben. 
Pagina 7 van  8 






Datum 
4. 
Aanbevelingen voor de bestuurlijke praktijk 
29 april  2016 
Kenmerk 
Naast  een re latie tot  de Wet  openbaarheid  van  bestuur  is  er  ook  nog  een  relatie  2016-0000249379 
tot het  Wetboek  van  Strafrecht.  Dat  is relevant in  het  kader  van  de terminologie 
die  in  de  bestuurlijke  praktijk  gebezigd  wordt.  Hieronder  treft  u  ter  zake  een 
aanbeveling  aan  voor  de  bestuurlijke  praktijk, evenals  een  aanbeveling  over  het 
voortduren van de geheimhouding. 
4.1  Gehanteerde terminologie in bestuurlijke praktijk 
In  de  bestuurlijke  praktijk  wordt  soms  het  begrip  Vertrouwelijk'  gebruikt.  De 
Gemeentewet  bezigt  deze  term  echter  niet  in  de  in  deze  circulaire  toegelichte 
artikelen. De Wob  ter zake ev enmin. Het Wetboek van Strafrecht  stelt schending 
van  geheimhouding  strafbaar  (artikel  272);  de  term  vertrouwelijk  wordt  in  dat 
artikel niet gebezigd. Het is  voor zowel de  verzender als de  ontvanger van belang 
dat  zoveel  mogelijk  duidelijkheid  wordt  gegeven  over  mogelijke  strafrechtelijke 
consequenties.  De  memorie  van  toelichting  bij  de  Gemeentewet  benadrukt  dit 
ook: "Het  voorschrift  dat  van de oplegging  van  de  geheimhoudingsplicht melding 
moet  worden  gemaakt,  is  opgenomen  omdat  het  van  belang  is  dat  het  karakter 
van het stuk  van  meet  af  aan duidelijk is." Omdat  het niet op  voorhand  duidelijk 
is  of  het  delen  van  informatie  die  als  Vertrouwelijk' is  aangemerkt,  in  dat  geval 
ook  strafrechtelijk  consequenties  kan  hebben,  is  het  voor.  de  onderhavige 
bestuurlijke  praktijk  aangewezen  de  term  Vertrouwelijk'  niet  te  gebruiken  maar 
slechts de  term 'geheim'. 
4.2 
Voortduren van geheimhouding 
De geheimhouding rust op de s tukken zolang zij niet wordt opgeheven. Het  is niet 
altijd  nodig  dat  de  geheimhouding  blijft  voortduren.  Dit  kan  gebeuren  doordat 
stukken minder prioriteit krijgen na ver loop van tijd. Het is daarom raadzaam dat 
het  bestuursorgaan  dat  de  geheimhouding  oplegt  een  lijst  bijhoudt  met  stukken 
die  (nog)  geheim  zijn.  In  een  besloten  vergadering  kan  dan  periodiek  getoetst 
worden  of  geheimhouding  nog  steeds  noodzakelijk  is.  Het  is  aan  gemeenten  zelf 
om hier een voor de lokale situatie passende werkwijze voor te vinden. 
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 
Pagina 8 van  8